"Voor onze welvaart is kwalitatief goed onderwijs cruciaal. Dat weten we ook, en er wordt ook voortdurend aan gewerkt, maar het onderwijs verandert niet snel genoeg. Er is een breed en ambitieus actieplan nodig voor snelle verbetering en vernieuwing. Dergelijk groot onderhoud is in veel andere sectoren reeds meermalen uitgevoerd.
De discrepantie tussen wat de economie vraagt en wat het onderwijs biedt, is al te lang aan het toenemen en belemmert de groei van de arbeidsproductiviteit, en dus van onze welvaart. Met de relevante beleidsdoelen voor ogen kan er meer sturing plaatsvinden op het resultaat."
Aansluiting van studieaanbod op de arbeidsmarkt
Toekomstbestendig onderwijs vereist dat het studieaanbod goed aansluit op de arbeidsmarkt. De praktijk leert echter dat er hierbij een mismatch is ontstaan. Er is een groot tekort aan zowel wetenschappelijk opgeleide bètatechnici als praktijk-geschoolde technische vakmensen (ROA, 2017). Hoewel steeds meer studenten een technische studie willen volgen, wordt er bij verschillende opleidingen door capaciteitstekorten noodgedwongen een numerus fixus gehanteerd. Dat is de wereld op zijn kop. Daarnaast zien we dat er weinig verandering is in het type opleiding dat studenten kiezen. Sinds begin jaren negentig is het aandeel studenten dat een opleiding volgt in de techniek, industrie en bouwkunde zelfs gedaald. Omdat de bekostiging van onderwijsinstellingen afhankelijk is van het aantal afgestudeerde studenten – en niet van hun arbeidsmarktperspectieven – hebben onderwijsinstellingen geen direct belang om het studieaanbod aan te passen aan de arbeidsmarktvraag. Dit leidt tot ongewenste resultaten: afgestudeerden van cultuur- en andere alfa-studies hebben veel vaker spijt van hun studiekeuze dan afgestudeerden met een bèta-opleiding (SEO, 2016). Betere prikkels voor studenten om voor studies met een goed arbeidsmarktperspectief te kiezen kunnen helpen en studies met een hoog arbeidsmarktperspectief zouden geen numerus fixus moeten hebben.
Aanpassingen van curriculum en onderwijsvormen
Naast een betere aansluiting tussen genoten opleiding en arbeidsmarkt, vraagt de veranderende economie om flexibiliteit in en vernieuwing van het curriculum. Nog altijd bestaat er relatief weinig aandacht voor 21e-eeuwse vaardigheden, zoals digitale geletterdheid, creativiteit en probleemoplossend vermogen (Thijs et al., 2014). Waar in het beroepsonderwijs bijvoorbeeld al wel gebruik wordt gemaakt van flexibele leermodules, is het curriculum in het basis- en voortgezet onderwijs in de afgelopen decennia nauwelijks veranderd. Er is veel discussie, maar het veranderingstempo ligt te laag. Ook onderwijsvormen veranderen weinig. Het klaslokaal ziet er – op het digibord na – nog nagenoeg hetzelfde uit als honderd jaar geleden (Aslander en Witteveen, 2015). Zaak is om met behulp van experimenteren, leren en opschalen (Camps, 2017) tot zinvolle aanpassingen te komen die bijdragen aan een toekomstbestendig onderwijs.

Kwaliteit van docenten
Daarnaast is het van belang dat de beste docenten voor de klas staan. Het kabinet zet onder meer in op het verbeteren van arbeidsvoorwaarden, maar er is meer nodig. Voor veel talentvolle mensen is een gebrek aan loopbaan- en ontwikkelperspectief een belangrijke reden om niet voor het lerarenberoep te kiezen (ResearchNed, 2015). Daarbij speelt ook mee dat in het primair en voortgezet onderwijs, anders dan in het wetenschappelijk onderwijs, nog steeds opvallend weinig loondifferentiatie is, waardoor verschillen in prestatie niet worden beloond. Ook het potentieel van mensen die buiten het onderwijs werkzaam zijn, wordt onvoldoende benut. Zij-instroom door mensen die het docentschap met een andere baan willen combineren, wordt nog altijd belemmerd door de hoge kosten en het tijdsbeslag om een lesbevoegdheid te behalen (Motivaction, 2018).