De zin en de onzin van de Koolstofmarkten - Verleden en Heden (deel 1)
RSS Feed
Dit artikel is geplaatst op: dbc
Binnen de sector van emissiehandel zijn koolstofmarkten, meestal in de vorm van carbon credits, een snelgroeiende methode om projecten te financieren die de uitstoot van broeikasgassen terugbrengen of compenseren. Echter is er de laatste tijd veel kritiek, waarbij de daadwerkelijke gerealiseerde vermindering van uitstoot ter discussie staat, en daarmee de kwaliteit van de carbon credits in twijfel wordt getrokken. In dit blog duiken we dieper in de verschillende vormen van koolstofmarkten die er bestaan, leggen we de discussie bloot en kijken we naar wat de DBC partners in dit speelveld doen.
Wat zijn koolstofmarkten en carbon credits?
In het volgende blog, dat binnenkort online komt, kijken we naar de rol in het koolstof ecosysteem van web3 en bespreken we de toekomst van deze én andere nieuwe economische methoden die bedoeld zijn om de natuur te beschermen en herstellen. Wat bedoelen we met koolstofmarkten?
De koolstofmarkt is een methode om een prijs op de uitstoot van koolstofdioxide (CO2) te zetten, vallende binnen de paraplu term van emissiehandel. Vaak wordt dit gedaan via zogenoemde ‘carbon credits’. Een carbon credit is een representatie van een gereduceerde emissie van 1000kg CO2. Hoe deze reductie tot stand komt, kan op vele manieren gedaan worden. Hetzelfde geldt voor de manier hoe er waarde aan de credit gegeven kan worden. Om te beginnen is er een onderscheid te maken tussen gereguleerde en vrijwillige emissiehandel.
Bij gereguleerde carbon markt vind je emissiehandel systemen (ETS) van overheden zoals die van de EU, China en enkele anderen, meestal via een zogeheten ‘cap-and-trade' methode. Deze methodologie is bij de oprichting van het Kyoto-protocol gestart in 1997. Na wat opstart problemen, lijken deze systemen inmiddels redelijk in staat om emissiereductie in een sector binnen een geografisch gebied tot stand te laten komen. De EU bereidt op dit moment een uitbreiding voor naar meer sectoren, zoals transport, welke de impact van dit soort regulering zal vergroten. Ook zijn er steeds meer landen die dit soort emissie handel systemen willen gaan adopteren.
De vrijwillige carbon markt was er eigenlijk eerder dan de gereguleerde markt, en is mede van invloed geweest als inspiratie voor de totstandkoming van het Kyoto-protocol. Vrijwillige koolstofmarkten bestaan uit zichzelf organiserende samenwerkingen die niet uitgaan van verplichtingen naar organisaties. Deze ‘self-governance’ is voortgekomen uit de wereld van de bosbescherming in 1985. Enkele vooruitstrevende investeerders hebben toen een aantal projecten in Brazilië gefinancierd op basis van de impact die ze op milieubescherming konden maken. Toen na 1987 de gereguleerde markten verschenen, is de vrijwillige markt naar de achtergrond verdwenen. Echter in de afgelopen jaren heeft de vrijwillige markt een flinke inhaalslag gemaakt, door het aanbieden van innovatieve methoden die de tekortkomingen van gereguleerde markten opvullen. De groeiende druk op bedrijven om aan te tonen dat er aan duurzaamheid gewerkt wordt is hierbij een belangrijke factor. Tussen 2020 en 2022 is de markt verviervoudigd naar 2 miljard euro en staat voor 2027 op mogelijk 17 miljard geraamd. Er is daardoor een breed speelveld van standaarden ontstaan, waaromheen organisaties verschillende methodologieën opzetten, inrichten, uitvoeren en monitoren. Deze diversiteit stimuleert innovatie, maar brengt uiteraard ook eigen uitdagingen met zich mee. Door de zelfbesturing is het bijvoorbeeld nodig dat er andere manieren van transparantie en monitoring nodig zijn dan gebruikt worden bij gereguleerde en door de overheid gecontroleerde emissiehandel systemen.
Wil je een diepere analyse lezen op de verschillende typen koolstofmarkten, en de methoden voor compensatie daarbinnen, kijk dan wat onze coalitiepartner Rabobank in 2021 schreef.
Wat is de kritiek op koolstofmarkten?
Vraag aan een willekeurig persoon uit de klimaatsector wat ze vinden van emissiehandel en carbon credits, en een grote kans dat ze het onzin vinden. Het klopt dat er de laatste tijd veel tekortkomingen zijn blootgelegd. Deze zijn grofweg samen te vatten in drie categorieën: gebrekkige integriteit, gebrekkige methodieken en te eenzijdige focus op koolstofdioxide, ook wel koolstof tunnelvisie genoemd.
Integriteit
Over gereguleerde emissiehandel valt veel te schrijven. Zo werd er over Nieuw-Zeeland in de pers geschreven dat zij voor hun ETS credits opkochten uit Rusland en Oekraïne die niet tot reductie leken te hebben geleid. Ook Australië lijkt haar ETS niet goed genoeg te hebben ingericht, voornamelijk rondom land gebaseerde projecten die niet opleveren wat ze beloven. Zo zou er ‘double spending’ van projecten plaatsvinden, oftewel het toekennen van meerdere credits voor dezelfde reductie. Zo vond ook de Financial Times dat er in het algemeen veel ruimte voor onverifieerbare manipulatie plaatsvindt en dat volatiliteit ook speculatie in de hand kan werken en soms zelfs avérechts werkt. Tijdens Europese ronde tafels is door EU-beleidsmakers ook erkend dat het EU Emission Trading system niet de enige oplossing voor de energiecrisis is, hoewel nog steeds het beeld is dat het grote impact zal gaan maken in de toekomst met de juiste aanpassingen. Inmiddels volgen verbeterslagen en uitbreidingen aan de regulering zichzelf daarom in rap tempo op (daarover meer in deel 2).
De vrijwillige koolstofmarkten ondervinden deze problemen ook. Misschien wel de bekendste criticaster die dit probleem op koolstofmarkt blootlegde is John Oliver, wiens programma aandacht besteedde aan de compensatie voor emissies via carbon credits op de vrijwillige markt. Door administratieve trucs kun je een stuk land gebruiken om carbon credits te genereren terwijl er geen daadwerkelijke reductie plaatsvindt. Dit doet men door een stuk bos dat niet gekapt zou gaan worden, toch als zodanig te registreren met een kapvergunning. Zo kun je carbon credits uit laten geven op het land, omdat het administratief lijkt alsof je het land van kap beschermt. Dit leidde tot een run op het inzetten van allerlei land dat extra geld op kon leveren voor investeerders. Enkele grote organisaties werden in verlegenheid gebracht door het baseren van hun duurzaamheidsclaims op steun aan dit soort projecten. Veel bedrijven gebruiken dit namelijk voor hun net-zero strategie en hun groene imago. Echter heeft de emissiereductie die er opgekocht is dus niet altijd daadwerkelijk of volledig plaatsgevonden. Door sommigen wordt dit ook als strafbare fraude erkent.
De meeste projecten in het blockchain ecosysteem van koolstofmarkten zijn actief in de vrijwillige koolstofmarkt en ook deze hebben een storm van kritiek gekregen. Uiteraard is er de bekende hoeveelheid aan regelrechte scams te vinden die we gewend zijn uit de cryptowereld. Echter ook projecten als Toucan, Moss en KlimaDAO, die doorgaans als kwalitatief aangeschreven staan, zijn bekritiseerd. Er worden bijvoorbeeld kwalitatief lage en goedkope credits uit het Verra register opgekocht en getokeniseerd op de blockchain. In eerste instantie was dit vanuit het oogpunt om de markt te ontdoen van deze ‘zombie credits’, omdat ze de prijs van carbon credits laag hielden. Ook zou dit tegelijkertijd de vraag stuwen, zodat de duurdere prijs van betere credits zou zorgen voor meer geld voor de projecten die de reductie tot stand brengen. Het lijkt er echter op dat deze partijen het grote geld uiteindelijk toch niet konden weerstaan en ze de zombie credits hebben doorverkocht voor de hogere markt prijs die ze zelf hebben gecreëerd met de claim dat het kwalitatief goede credits zijn. Als de zombie credits simpelweg waren retired, dan was het nog verdedigbaar geweest. Er lijken echter nog meer zaken niet in orde zoals het niet nakomen van afspraken rondom arbeidsrechtelijke verplichtingen, wat ook raakt aan sociale negatieve impact die een carbon credit kan hebben. Kortom, het bekende garbage in, garbage out. De crypto wereld lijkt daarmee ook niet immuum voor carbon credit crypto cowboys met de verleiding om trucs uit de financiële wereld toe te passen, vaak dezelfde trucs die geleid hebben tot de kritiek waaruit de crypto wereld als tegenbeweging is ontstaan.
Al deze kritiek is echter niet meer alleen voor blockchain projecten. Inmiddels ligt namelijk zo’n beetje de hele vrijwillige koolstofmarkt onder vuur. De toonaangevende organisaties die standaarden zetten en register bijhouden, zijn net zo hard onderwerp van discussie geworden, zoals Verra, The Gold Standard en Climate Action Reserve. Deze organisaties liggen onder vuur na een groot onderzoek van The Guardian welke liet zien dat de methodologieën rondom bosherstel en bescherming van Verra tekortschieten, en dat misschien wel 90% van de credits niet tot het beloofde aantal reductie in emissies zal leidt, en dat bovendien ook mensenrechten in het geding zijn bij zogenaamde duurzaamheidsprojecten. Er wordt zelfs gesproken dat deze projecten tot méér uitstoot geleid hebben. Verra zelf is het oneens met de kritiek en gaat in een nieuwsbericht in op waarom dit berichtgeving niet waar is en haalt daarbij aan dat de in twijfel getrokken methoden die worden gebruikt wél goed zijn en niet door de journalisten op de juiste manier beoordeeld zijn. Echter, deze discussie geeft genoeg zorgen om de claims in ieder geval in twijfel te trekken.
Het doet je afvragen, wie kun je in de koolstof markt nu eigenlijk echt vertrouwen? Daarvoor is een controleerbare transparante methode en monitoring op de tussentijdse uitkomsten hard nodig. Maar juist daar beginnen de problemen vaak.
Gebrekkige methodieken
Er bestaat dus voldoende bewijs dat niet alle projecten even veel impact maken, op z’n zachtst gezegd. Dat komt doordat het houden van een carbon register geen beperkingen kent. Dat wil zeggen, iedereen mag een carbon register opzetten en carbon credits uitgeven op de vrijwillige markt. Daarmee is de kwaliteit dus nog niet gewaarborgd. Het valt of staat bij de methodiek van de reductie en het verifiëren van deze claims en het toekennen van de carbon credits. Echter, zelfs bij het correct uitvoeren van de methodiek en het realiseren van de gewenste impact, is er ook kritiek te uiten op het überhaupt toekennen van credits voor bepaalde methodieken.
Het overzicht van registers en welke categorieën van methodes ze carbon credit in toekennen, is in onderstaande afbeelding te vinden. Elk van de registers hanteert daarin eigen standaarden.
World Bank – State of Carbon Pricing 2021
Het grootste gedeelte van de vrijwillige carbon credits zijn gelinkt aan de conservatie van land en bos. Naast de eerder besproken zorgen rondom kwaliteit van credits gelinkt aan land, lijkt de methode op zichzelf echter ook ontoereikend om voldoende impact te maken. Er wordt geschat dat er maar 500 miljoen ha land over is die gebruikt kan worden voor herbebossing, terwijl alleen Shell al 10% daarvan nodig heeft om hun belofte die ze hebben gedaan in te willigen. Er is simpelweg dus niet genoeg geschikt land dat carbon credits kan opleveren om aan de wereldwijde doelen te voldoen. Het is dus zeer opvallend dat nu juist die methode het allergrootste aandeel heeft in carbon credits. Er is dus echter geen plafond voor het uitgeven van credits voor landbescherming, terwijl dat plafond dus wel ecologisch gezien bestaat. Om serieus bij te dragen aan de klimaatdoelen, moet er dus een sectorbrede strategie komen over welke mix van credits uiteindelijk nodig en haalbaar is om onze planeet in balans te krijgen.
Een andere methode voor het toekennen van carbon credits is het aantonen dat je fossiele energie vervangt met hernieuwbare energieproductie. Het wordt echter steeds moeilijker aan te tonen dat verbruikte zonne-energie anders écht niet fossiel opgewekt was. Misschien was de energie anders wel helemaal niet gebruikt. Effectief reduceer je dan geen emissie, maar krijg je wel een carbon credit. Daarnaast wordt zelden de uitstoot tijdens de productie van het paneel meegenomen. Hoe toon je aan dat het paneel misschien niet meer uitstoot gekost heeft dan dat het oplevert? Dit zijn hele moeilijke opgaven, waar we met elkaar écht oplossingen voor moeten vinden.
Daarnaast zijn er problemen met het moment in de tijd van de reductie of compensatie. Voor sommige projecten vinden de effecten plaats in de toekomst, terwijl de emissie vandaag plaatsvindt. Dit geeft een onbalans tussen de papieren en de reële werkelijkheid. Een boom heeft soms wel 100 jaar nodig om alle CO2 op te nemen waarmee gerekend wordt. Daarom worden vaak bomen gekozen die hard groeien, maar die hebben dan weer vaak een negatief effect op biodiversiteit of creëren andere problemen waardoor bijvoorbeeld de bodem niet meer gezond is. Een carbon credit zou dus zulke ‘vertraagde reductie’ en andere ecosysteem eigenschappen eigenlijk ook mee moeten nemen in de waardering voor een completer beeld van duurzaamheid. Dat brengt ons ook bij de derde kritiek die over de koolstofmarkt hangt.
Carbon Tunnel Vision
De laatste vlaag van kritiek op de koolstofmarkt die we bespreken is dat koolstof de verkeerde, of een onvolledige focus is. Dat het percentage koolstofdioxide in de lucht in orde moet zijn, heeft alleen maar te maken dat we een leefbare planeet voor ons en de natuur willen behouden. Door emissiehandel systemen lijken we soms die focus te verliezen.
Dr. Jan Konietzko bedacht het frame van Carbon Tunnel Vision om dit helder te maken, welke is samengevat in onderstaand plaatje. Wanneer we projecten alleen maar beoordelen op reductie in koolstofdioxide, dan kun je nog steeds schade aanrichten met zo’n project. Dit zagen we bij de eerdergenoemde misstanden ook gebeuren rondom arbeidscontracten, en de aangeplante monocultuur aan bomen die destructief was voor de lokale biodiversiteit en de bodemgezondheid.
Als de koolstofmarkt serieus is over de wens om impact te maken, dan moet het zelfkritisch zijn naar de beperkte rol die koolstof heeft en inzien dat zo’n focus ook negatief effect kan hebben.
Moving beyond carbon tunnel vision with a sustainability data strategy – dr. Jan Konietzko
Overige kritiek
Onlangs heeft de Blockchain Working group van het World Economic Forum (WEF) een rapport over koolstofmarkten uitgebracht, zowel vrijwillig als gereguleerd. Hierin worden een aantal ontstane problemen aangekaart, namelijk:
- Gebrek aan transparantie, integriteit en vertrouwen in de monitoring, uitgifte, verkoop, ongeldig maken en distributie van carbon credits evenals in certificeringen van derden.
- Ontoegankelijkheid, ongelijkheid en gebrek aan deelname aan koolstofmarkten door vrouwen, lokale gemeenschappen, landbeheerders van kleine boeren, inheemse volkeren en andere kwetsbare bevolkingsgroepen
- Onvoldoende schaalgrootte om klimaatafspraken na te komen
Deze problemen gaan nog een stapje verder dan de kritieken in vorige paragrafen. Immers, het verbeteren van de kwaliteit en methodieken wil namelijk nog niet zeggen dat het vertrouwen is teruggewonnen of de inclusie is verbeterd. Ook daar ligt dus nog een enorme uitdaging voor de koolstofmarkt. Om deze uitdagingen het hoofd te bieden wordt er toch ook weer naar blockchain technologie gekeken om transparantere registraties te kunnen faciliteren.
Wat doen de DBC partners op dit gebied?
Ondanks alle problemen, is de koolstofmarkt groeiende en lijkt deze de komende jaren niet van het toneel te verdwijnen. Verschillende partners van de DBC zijn ook actief in de wereld van emissiehandel en carbon credits. Per partner bespreken we kort wat ze hierin doen.
Misschien wel de belangrijkste partner in deze markt is de Nederlandse Emissieautoriteit, welke de emissierechten uitkeert aan Nederlandse bedrijven uit het EU ETS, in 2022 goed voor 37,4 miljoen rechten ter waarde van 3,5 miljard euro.
De Rabobank heeft de Carbon Bank opgericht, welke voornamelijk focust op landbouw en zelfs credits van boeren koopt. Op de website geeft Rabobank aan dat de credits nog niet gecertificeerd zijn in een erkend register in de vrijwillige markt, maar dat dit wel de ambitie is.
ABN Amro zit vooral in de onderzoeksfase en wil verder verkennen hoe dit in hun bedrijf en voor een klanten een rol kan spelen. Ze schrijven op de website ook over de vrijwillige koolstofmarkt en concluderen dat ongeveer 5-10% van de klimaatneutraliteit van bedrijven uit carbon offsets in de vrijwillige markt kan gaan komen.
Vanuit PwC wordt er gekeken naar hoe je carbon registers onderdeel van je environmental, social and governance (ESG) accounting kan laten zijn. Dit is een essentieel element in de verder uitbreidende regulering die ook vanuit de EU gepusht wordt.
De Port of Rotterdam is in het project Porthos een partnership aangegaan voor het grootste carbon capture project van Europa, waar wel een link met het EU ETS wordt gemaakt. Echter lijkt de opbrengst uit verkoop van emissierechten (nog) niet voldoende om het project financieel haalbaar te maken waardoor er nog subsidie bij gestopt wordt, o.a. door onze partner RVO.
Kryha, die werkt aan decentrale supply chain oplossingen, heeft aangegeven dat ze op de achtergrond werken aan carbon credit concepten waar ze graag met andere partners samenwerkingen op zoeken.
Energy Web biedt een gedecentraliseerde technologische basis voor het koolstofvrij maken van de energiesector. Hoewel er niet direct carbon credits aan hen worden toegewezen, zullen sommige van hun projecten deze wel genereren voor hun gebruikers. Een van die projecten hebben ze bijvoorbeeld samen met Shell, Accenture en Amex GBT opgezet en verzorgt transparantie in supply chains voor duurzame luchtvaartbrandstof.
Shell zelf geeft in hun sustainability report 2022 aan dat ze carbon credits in de vrijwillige markt inzetten voor uitstoot die ze niet verder kunnen reduceren door ze te kopen en te ‘retiren’. Ook bieden ze ‘hoge kwaliteit’ credits aan voor klanten die brandstof kopen. Klanten kunnen zo compenseren voor de emissies tijdens productie en gebruik. Ook investeert Shell grote bedragen in nature-based solutions, dit zijn projecten die emissiereductie opleveren door een focus te leggen op gezonde ecosystemen die koolstof opslaan en dus daarmee dus ook credits kunnen genereren.
Conclusie
Het lijkt erop dat koolstofmarkten nog voldoende uitdagingen moeten overwinnen om de belofte waar te maken. Het zal de groeipijnen moeten doorkomen door een verbetering van methodieken, het terugbrengen van fraude, en zichzelf te onttrekken uit de tunnelvisie op koolstofdioxide. Vooralsnog lijkt de groei van de markt allerminst te stoppen, en gaat het belang alleen maar toenemen door uitbreidingen in regulering en groeiende druk op klimaatactie.
Mits goed ontworpen, kunnen koolstofmarkten wél bijdragen om onze klimaatcrisis op te lossen. Dat is waarom er zo veel partners van de DBC, maar ook organisaties zoals de Wereldbank en de IETA nog steeds actief werken aan het vormgeven van de gereguleerde en vrijwillige koolstofmarkten. Daarbij wordt blockchain genoemd als essentieel onderdeel om transparantie en integriteit te vergroten. Meer over die toekomst en de rol van web3 in het volgende deel van dit blog.
Vind hier binnenkort de link naar deel 2 van "De zin en onzin van de koolstofmarkten en carbon credits".